Ecosysteemdiensten—het is een term die we het afgelopen jaar steeds vaker zijn tegengekomen, zowel op de werkvloer als binnen de bredere communicatiestrategieën van de Europese Unie. Iedereen kan zich waarschijnlijk dan tenminste een vage voorstelling maken van wat dit begrip inhoudt: Ecosysteemdiensten worden veelal geassocieerd met geld—een prijskaartje voor natuurlijk kapitaal. Maar waar komt deze benadering eigenlijk vandaan? Hoe verhouden de intrinsieke waarde van de natuur en dit denkbeeldige “prijskaartje” zich tot elkaar? En wat kan een benadering gebaseerd op ecosysteemdiensten ons brengen binnen het subsidieadvies vak? Ik besloot mijzelf hierin te verdiepen middels zelfstudie en een cursus module van de Universiteit van Geneve.
Wat zijn ecosysteemdiensten?
In grote lijnen kwam het begrip ecosysteemdiensten zoals we dat vandaag kennen, voort uit de conservatiebiologie omtrent de jaren ’90, het terrein in de biologie dat zich bezighoudt met de bescherming en instandhouding van planten- en diersoorten en specifieke habitats. Het idee is gebaseerd op het zogenaamde “cascade model”. Dit houdt in dat iedere biofysische structuur of proces—ook wel het natuurlijk kapitaal—een bepaalde functie heeft binnen een ecosysteem. Deze functie wordt vervolgens verbonden aan een bepaalde dienst die hierdoor wordt geleverd aan de mens—bijvoorbeeld, bomen die zuurstof produceren, of vogels die boeren afhelpen van een insectenplaag, maar ook een groene ruimte die de geestelijke gezondheid bevordert. Deze dienst levert de mensheid dus een voordeel op en kan al doende verbonden worden aan een bepaalde waarde. Die waarde kan uitgedrukt worden in geld (monetaire waarde), maar ook in culturele waarde, regulatieve waarde, etc.
Twee perspectieven
De ecosysteemdiensten benadering heeft voor- en tegenstanders. Vanuit een negatief perspectief zou je kunnen beargumenteren dat deze benadering de natuur en biodiversiteit inlijft binnen een neoliberale marktwerking. Wat als blijkt dat een bepaalde dier- of plantensoort geen diensten levert die de mens ten goede komen? Wellicht zou dan de conclusie zijn dat deze soorten het beschermen niet waard zijn. Tevens zijn zeldzame “goederen” doorgaans meer waard dan zaken die in overvloed aanwezig zijn. Volgens dit principe zou de bedreigde status van een diersoort bijvoorbeeld als lucratief gezien kunnen worden.
In het positieve scenario kan de ecosysteemdiensten benadering worden gebruikt om de waarde van biodiversiteit en de natuur om ons heen zichtbaar te maken. Door bijvoorbeeld een monetaire waarde toe te kennen aan het werk dat wilde bestuivers verrichten voor de menselijke voedselconsumptie, kan het argument worden gemaakt dat zij beschermd moeten worden—niet alleen vanuit een welbekend idealistisch perspectief (de intrinsieke waarde van biodiversiteit), maar juist ook vanuit een economisch perspectief. Dit kan tevens een sterke stimulans geven voor het doorvoeren van veranderingen in beleidsvoering op lokaal, nationaal en mondiaal niveau. Daarnaast staat het ons toe verschillende scenario’s te vergelijken: Bijvoorbeeld, wat is de meest gunstige locatie voor de aanleg van een nieuwe kwelder, vanuit welk perspectief, etc.?
De EU Biodiversiteit Strategie 2030
Welk perspectief je ook inneemt, de ecosysteemdiensten benadering is in opkomst. We zien haar sterk terug in de EU Biodiversity Strategy 2030. In duidelijke bewoording stelt de Europese Unie: “We will value and preserve our natural capital. … Let’s take better care of nature, so it can take better care of us.” Een holistische benadering, waarbij ervan uitgegaan wordt dat wanneer het de Europese biodiversiteit goed gaat, dit ook een positieve weerklank zal hebben in het menselijk welzijn. Zoals hierboven beschreven, kan het woordje “waarderen” (value) daarbij zowel slaan op een minder tastbare appreciatie van bijvoorbeeld de schoonheid of diversiteit van de natuur, als op het welbekende prijskaartje dat ons wellicht in staat stelt om het voortbestaan van al die andere waarden te waarborgen.
Ecosysteemdiensten binnen het subsidie vak
Hierbij komen we ook bij het potentieel van de ecosysteemdiensten benadering binnen het subsidie vak. Ten eerste maakt het waarderen van bepaalde biofysische structuren en processen middels ecosysteemdiensten het mogelijk om verschillende scenario’s tegen elkaar af te wegen—levert het meer op om de boom te kappen voor de landbouw, of brengt de boom meer geld in het laatje als we haar laten staan? Zo kunnen conservatieplannen economisch onderbouwd worden en tevens beleidsveranderingen inspireren. In die zin kan deze benadering een conservatieproject voorzien van een sterke onderbouwing die door alle partijen begrepen wordt—van de commerciële sector tot lokale en nationale overheden.
Ten tweede brengt deze benadering dus verschillende velden bij elkaar: Als een zogenaamd “grensobject” stellen ecosysteemdiensten ons in staat om het beschermen van biodiversiteit te combineren met duurzame ontwikkeling, economische vooruitgang, het oplossen van maatschappelijke problemen en beleidsontwikkeling. Deze aanpak zien we heel sterk terug in de subsidie-instrumenten van de Europese Unie, zoals bijvoorbeeld de European Green Deal. Ook Horizon Europe 2021-2027—de opvolger van het welbekende Horizon 2020—onderschrijft deze visie met haar verschillende missies. Zo slaat het streven om in 2030 ten minste 100 klimaatneutrale, groene steden te hebben een duidelijke brug tussen ecologische en sociale waarden. Ook de missie gezonde bodem en voedselvoorziening legt dit verband. In deze context lijkt de ecosysteemdiensten benadering een sterk instrument voor het verwerven van de financiële middelen die nodig zijn voor de transitie naar een groene samenleving.
Mijn conclusie: Zoals geld niet inherent goed of slecht is, zo geldt dat ook voor de ecosysteemdiensten benadering. Het gaat erom hoe we instrumenten en middelen inzetten om onze doelen te verwezenlijken. Naar mijn mening biedt de ecosysteemdiensten benadering vooral een handvat om grip op, en daardoor een stem te krijgen voor die aspecten van de natuur die anders onzichtbaar blijven—van micro-organismen in de bodem tot de bestuivende functie van de nederige wesp. Door dit te doen binnen bestaande economische modellen en beleidssystemen, kan deze transitie vandaag beginnen. Voor meer informatie over de European Green Deal en Horizon Europe 2021-2027 en de mogelijkheden die deze instrumenten kunnen bieden voor het verwezenlijken van uw doelen, helpen we u graag verder.
Volg ons op LinkedIn!